Hoofdstuk 2 opent met de informatie dat Naomi een familielid had genaamd Boaz, die een man van aanzien en rijkdom was. Ruth trekt er op uit om eten te gaan verzamelen en komt terecht op het veld van Boaz. Dit laat zien dat God de kleinste details gebruikt om zijn plan uit te voeren, niets is toevallig (Vers 3, “Bij toeval…”). Boaz merkt vervolgens Ruth op die gerst (de eerste van de graanoogst) aan het verzamelen was op zijn veld en geeft de opdracht aan zijn werkers om haar te beschermen en te voorzien van voldoende aren. Deze daad van liefdadigheid is de eerste blijde boodschap in deze brief en kan gezien worden als een keerpunt voor Naomi. Wanneer Naomi te horen krijgt dat Boaz verantwoordelijk is voor de liefdadigheid, begint Naomi God te aanbidden en te prijzen. De hoop ontstaat dat Boaz zou kunnen optreden als hun losser om zo de eigendommen van Elimelech terug te kunnen kopen.

We worden uitgedaagd om God te zoeken in het kleine of toevallige. Hij is trouw naar ons toe misschien wel zonder dat we het zelfs opmerken. Een aanbiddend hart focust ons om God te gaan verwachten in het kleine en Hem meer te loven en te prijzen. 

Lev. 19:9–10, Lev. 23:22 en Deut. 24:19–22